Plaats (liefdes)delict

Wat een verhaal er achter een foto kan zitten waar eigenlijk niets op staat. Onlangs was ik voor werk terug in Goirle, een dorp van 24.000 inwoners onder ('de rook van') Tilburg waar ik tussen 1983 en 1986 op kamers woonde, in verband met de opleiding aan de Academie voor de Journalistiek die ik er in Tilburg volgde. Nadat ik die had afgerond, bleef ik nog een jaar in Goirle hangen.


Dat zat zo: in juni '86 betrad ik het hierbij afgebeelde pand - dat stond toen niet leeg, maar herbergde café 't Stekske - en had er een amoureuze ontmoeting met een geboren en getogen Goirlese. Amoureuze ontmoetingen had ik in die tijd vaker, geloof het of niet, maar deze keer waren de gevolgen niet misselijk: samenwonen! Dat had ik, 27 jaar oud, nooit eerder gedaan, daaraan had ik ook nooit eerder gedacht, maar nu zat er ik er voor ik het wist aan vast.

Samenwonen dus, tot halverwege '91, eerst in Goirle, maar vanaf oktober '87 in Rotterdam, waar ik nu nog woon.

An unforgettable experience, never to be repeated, dat samenwonen. En dat lag meer aan mij dan aan het lief van weleer. Het was nu eenmaal niet heel makkelijk samenwonen met iemand die het leven in essentie als een loopgravenoorlog beschouwde, ook al scheen ik soms daaruit te kunnen opstaan en kwam ik dan verrassend menslievend uit de hoek. Lang hield ik dat nooit vol, want het was veilig en warm in de loopgraven, en ik was er volledig selfsupporting met mijn boeken, platen, drank en nihilisme.

Aangezien ik toch wel met genegenheid aan die tijd terugdenk - geen idee of dat wederzijds is, want het lief van weleer zie ik nooit meer - kon ik bij mijn recente bezoek aan Goirle deze plaats liefdesdelict natuurlijk niet overslaan. Al wist ik best dat 't Stekske de decennia die ons scheiden niet had overleefd. Dat het had plaats gemaakt voor een soort tropisch eetcafé, genaamd Het Eiland. Dat is inmiddels dus ook ter ziele. Had in Goirle misschien net niet genoeg 'raison d' être'. Er is weinig dat aan de tropen herinnert in Goirle. Veel horeca schijnt trouwens uit het dorp te zijn weggetrokken.

In 'De kleine mannen', een verhaal uit mijn recent verschenen verhalenbundel 'De blonde varaan', voer ik 't Stekske op als café 't Huukske. Ik schrijf er, min of meer naar waarheid, onder meer het volgende over:

"'t Huukske week nogal af van de andere cafés in het dorp. Er werd daarom een beetje vreemd tegenaan gekeken. 't Huukske was namelijk een ‘kollektief kaffee’. Het verschafte vier arbeidsplaatsen aan de eigenaren. Aangezien zij er ‘bewust voor hadden gekozen’ niet zelf elke avond, (en ook niet met carnaval, oud en nieuw, Koninginnedag, Bevrijdingsdag, de Dag van de Arbeid, schoolvakanties, en in het algemeen in het weekend), achter de bar te staan, werd dit werk grotendeels gedaan door vrijwilligers, die hierin weliswaar onbetaald, maar met behoud van uitkering een ‘zinvolle invulling’ van hun tijd vonden."

Krek zo was het. Zo ging dat in die jaren tachtig. Het vrouwenkaffee, het kollektief kaffee, de sosjale joenit. De geruststellend muffe lucht van geitenwollen sokken. Ze hadden wel een geweldig assortiment Belgische bieren in 't Stekske, en daar ging het mij om. Ik was een grootverbruiker. Nee, aan mij heeft het niet gelegen dat 't Stekske het uiteindelijk niet heeft kunnen bolwerken. Dat ze er niet konden spellen, en het minder kollektief en sosjaal toeging dan op het eerste gezicht leek, nam ik op de koop toe. Overigens kwamen er ook best leuke mensen, die ik nooit op het dragen van onaantrekkelijke sokken heb kunnen betrappen.

Beschouw ik het leven op de rijpe leeftijd van 63 jaar nog steeds in essentie als een loopgravenoorlog? Het conflictmodel is nog altijd werkzaam, ja. Toen was alles kollektief en sosjaal, nu wijden wij ons verplicht aan verbinding en inclusie. Huichelachtigheid is, kortom. van alle tijden, en mijn agressieve wantrouwen dus ook een constante.

Toch mag ik hopen dat mijn zelfcorrigerend vermogen is toegenomen en ik geschikter ben geworden voor menselijke consumptie. Ik moet haast wel wat hebben bijgeleerd op dat gebied, anders had ik inmiddels toch geen 26 jaar verkering met dezelfde vrouw kunnen hebben? Alhoewel, ons geheim is hoogstwaarschijnlijk dat we niet samenwonen, nooit hebben samengewoond, nooit zullen samenwonen. Vanaf het allereerste begin was dat een keiharde, ononderhandelbare voorwaarde, en als ik in mijn sentimentelere momenten toch een suggestie in die richting deed, sprak mijn Verkering mij streng toe. Dan zei ze iets in de trant van: Zoals het nu is, zien we toch al genoeg af?

Ook haar leerde ik trouwens in een café kennen. En dat bestaat nog steeds. Sterker: we komen er nog geregeld. Maar of het ons zal overleven, valt nog te bezien.

Mijn boeken kun je hier bekijken en bestellen: https://www.boekscout.nl/shop2/zoeken.php?tw=stellweg

Twitter Facebook LinkedIn Volgen


Plaats (liefdes)delict

Bericht aan mijn vindikleukers

Plaats (liefdes)delict

Waarom volwassenen over adolescenten moeten lezen en blonde varanen begrip verdienen

De schaal van zwartgalligheid

Goede berichten uit de rimboe